Vast te stellen de hierna vermelde namen van straten, waarvan de ligging is aangeduid op de bij dit besluit behorende kaarten:
|
Otto Copes werd geboren in Grave, in 1610 of 1611, als de zoon van Hendrik Copes, een militair, en van Marella van Gendt. Op 15-jarige leeftijd, in 1626, begon hij aan de Leidse universiteit zijn studies in de rechten. Na het voltooien daarvan kwam mr. Otto Copes naar Den Bosch, dat door Frederik Hendrik in 1929 veroverd was. In oktober 1635 werd Copes ontvanger van de verpondingen in Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch, Grave en het Land van Cuyk. Hij was dus een hoge belastingambtenaar. In 1637 werd hij schepen van Den Bosch. Enige jaren later kwam hij als ambtenaar in dienst van de stad: in 1644 werd hij benoemd tot stadspensionaris.
Otto Cpes werd lid van de Illustre Lieve Vrouwebroederschap, die na 1629 had kunnen blijven bestaan, doordat er een ledenstop werd ingevoerd: slechts 18 katholieken en 18 protestanten konden lid worden. Copes betaalde de vijftig gulden lidmaatschapsgeld en zat met zijn medeleden samen aan een 'eerste gemeyne ende solemnele maeltijt'. Toen er daarna toch nog een strijd uitbrak over het al dan niet voortbestaan van deze broederschap, werd Copes bij de discussies betrokken. Hij schreef in opdracht van het stadsbestuur een uitgebreid verhaal dat verspreid werd onder de leden van de Gereformeerde Synode die zich ermee bemoeide: hij wilde hen voorlichten, omdat men anders, 'niet onderrigt sijnde, met een blint paert overreden' zou kunnen worden. Resultaat: de broederschap mocht blijven bestaan.
Hij had een zoon, Wilhelmus, die predikant werd te Berlicum. Een andere zoon, Henricus, was evenals zijn vader schepen van Den Bosch. Henricus Copes heeft een flinke politieke ruzie moeten uitvechten met de griffier (secretaris) van de stad. Deze ruzie, waarbij verwijten over en weer gemaakt werden, liep flink uit de hand. Vooral de drankzucht van Henricus werd daarbij naar voren gehaald en ook het feit dat hij op het sterfbed van zijn vader Otto Copes hen beloofd zou hebben mr. Verster te ruïneren. De ruzie was dus blijkbaar al tussen de vader ontstaan! Het eindigde ermee dat de griffier een berisping van het stadsbestuur kreeg, maar in zijn functie bleef gehandhaafd.
Otto Copes overleed op 21 december 1671. In 1959 werden de straten in de Aa-wijk-Noord genoemd naar belangrijke Bosschenaren. Verschillende straten werden er genoemd naar 16e, 17e, en 18-eeuwse Bossche stadspensionarissen. Toen ook werd de naam Otto Copesstraat vastgesteld.
|
1985 |
Henny MolhuysenStraat en naam : Otto CopesstraatBrabants Dagblad donderdag 3 oktober 1985 (foto) |
|
2009 |
Marc BrinkWoningen speciaal voor jongerenBrabants Dagblad woensdag 8 april 2009 |
5213 GJ 1.. 61 5213 GK 63..125 5213 GL 2.. 28 5213 GM 30.. 54